In 2019 is een accountant strafrechtelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf wegens het indienen van onjuiste aangiften. Vervolgens dient het Openbaar Ministerie ook een tuchtklacht in. De Accountantskamer heeft de betrokkene vervolgens voor 10 jaar geschorst. Het College is echter milder in diens oordeel.

De accountant heeft verschillende aangiften omzetbelasting en loonheffingen ingediend voor een BV waarvan de vader van de DGA een vriend van hem is. Daarnaast heeft hij een aparte vennootschap opgericht om de activiteiten van de BV in over te hevelen, om bij eventuele ziekte van de DGA zijn uitkering veilig te stellen. De DGA zou dan in dienst treden bij deze vennootschap.

In hoger beroep oordeelt het College dat het feit dat de accountant met het indienen van onjuiste aangiften de Belastingdienst als extern financier heeft gebruikt. Dat hij zich ervan had vergewist dat de fiscus als gevolg van de door hem ingediende onjuiste aangiften niet zou worden benadeeld vanwege voldoende liquide middelen bij de klant, doet daar niet aan af. Daarbij is sprake van een belastingnadeel van bijna € 230.000, terwijl niet is gebleken dat de accountant zorg heeft gedragen voor het herstellen van de onjuiste voorstelling van zaken in de aangiften.

In tegenstelling tot de Accountantskamer, komt het College echter niet tot het oordeel dat de accountant heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit. Het oprichten van een vennootschap met als doel dat de DGA daar in dienst zou treden ten behoeve van het veiligstellen van zijn uitkering in geval van ziekte, kan niet worden aangemerkt als niet oprecht optreden en het in diskrediet brengen van het accountantsberoep. Wel merkt het College dit gedrag aan als handelen in strijd met het beginsel van objectiviteit, de accountant heeft immers niet uit eigen belang de vennootschap opgericht maar slechts teneinde de uitkering van de DGA veilig te stellen. Daarmee heeft de accountant zich te zeer vereenzelvigd met de belangen van zijn cliënt, zonder maatregelen te treffen om zijn objectiviteit te waarborgen.

Het College merkt het handelen van de accountant aan als ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar en neemt in aanmerking dat hij over een langere periode bewust onjuiste belastingaangiften heeft ingediend namens zijn cliënt, met een benadelingsbedrag van € 230.000. Het College acht desalniettemin een schorsing van 10 jaar niet proportioneel en schorst de accountant voor 5 jaar.

CBb 2 november 2021, ECLI:NL:CBB:2021:971.