Belanghebbende (dezelfde als in de vorige samenvatting) deed in 2005 aangifte voor het in het vrije verkeer brengen van ‘harde tarwe’. De juistheid van deze goederenomschrijving en tariefindeling heeft de douane door middel van een monsteronderzoek onderzocht. In 2005 heeft de inspecteur aan belanghebbende medegedeeld dat uit het monsteronderzoek is gebleken dat de goederen moeten worden ingedeeld als ‘bulgurtarwe’. Naar aanleiding van een verzoek van belanghebbende heeft het Douanelaboratorium heronderzoek gedaan en haar bevindingen over de goederen bevestigd, waarna de inspecteur een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) heeft gedaan.
In 2007 heeft belanghebbende op grond van art. 236 CDW een verzoek tot terugbetaling gedaan op grond dat de Inspecteur bij het opleggen van de UTB is uitgegaan van een onterechte tariefindeling. De Inspecteur weigerde de teruggaaf en belanghebbende ging in beroep.
Het Hof stelde voorop dat bij een verzoek tot terugbetaling het op de weg van belanghebbende ligt om bewijs bij te brengen voor de stelling dat de Inspecteur de desbetreffende UTB ten onrechte heeft gebaseerd op een andere indeling van goederen. Daarbij overweegt het Hof dat gebreken in de procedures rond de monsterneming en het onderzoek van het genomen monster nimmer kunnen bijdragen aan het door belanghebbende te leveren bewijs van de aard en indeling van de ingevoerde goederen. Belanghebbende gaat in cassatie.
De Hoge Raad overweegt dat de Inspecteur – en in beroep en hoger beroep de rechter – voor het antwoord op de vraag of de geheven rechten wettelijk zijn verschuldigd de omstandigheden waarop de inspecteur de uitnodiging tot betaling heeft gebaseerd, voor zover daarover wordt geklaagd, mede in de beoordeling moet betrekken. In deze situatie heeft een redelijke verdeling van de bewijslast tot uitgangspunt te gelden. De Inspecteur heeft de tariefindeling waarop de UTB is gebaseerd, gegrond op de resultaten van een onderzoek van een genomen monster. Voor de beantwoording van de vraag of de Inspecteur meer douanerechten heeft geheven dan wettelijk zijn verschuldigd, dienen aantoonbare gebreken in de procedures rond de monsterneming en het onderzoek daarvan in de beoordeling te worden betrokken. Nu ’s Hofs oordelen in deze getuigen van een onjuiste rechtsopvatting vernietigt de Hoge Raad de uitspraak in zoverre met verwijzing naar het Hof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Instantie: Hoge Raad
Datum uitspraak: 30/10/2015
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2015:3178