Aan belanghebbende is over 2006 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting opgelegd vanwege genoten opbrengsten uit een hennepkwekerij die niet zijn opgegeven in de aangifte inkomstenbelasting. Daarnaast is een vergrijpboete opgelegd wegens het opzettelijk indienen van een onjuiste aangifte inkomstenbelasting. In geschil is onder meer of de boete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Op het woonadres van belanghebbende is in 2010 een kweekinrichting voor hennepteelt aangetroffen. De inspecteur stelt dat de vermogensvergelijking negatief uitkomt en dat belanghebbende derhalve in de jaren vóór 2010 al een hennepkwekerij exploiteerde. De accountant van belanghebbende heeft – tevergeefs – met een kasstelling aannemelijk willen maken dat er wel voldoende liquide middelen aanwezig waren. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende in de jaren tussen 2005 en 2010 ononderbroken een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd, nu de kasopstelling – die is opgemaakt door de accountant van belanghebbende – door de inspecteur gemotiveerd is bestreden.

Ten aanzien van de vergrijpboete overweegt het Hof dat het aannemelijk is dat belanghebbende een aanzienlijk bedrag aan inkomsten uit hennepteelt heeft genoten en deze inkomsten niet heeft opgegeven in de aangifte inkomstenbelasting. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende wist dat hij dergelijke inkomsten op diende te geven en dat hij deze bewust heeft verzwegen. Het Hof acht opzet dan ook aanwezig. Het Hof houdt verder rekening met de omvang van de verzwegen inkomsten en met het feit dat deze is bepaald met toepassing van de omkering van de bewijslast, maar ziet hierin geen aanleiding om de opgelegde boete te matigen.

Gelet op het ernst van het gepleegde fiscale vergrijp, acht het Hof een vergrijpboete van 50% passend en geboden. Het Hof ziet in de overschrijding van de redelijke termijn wel aanleiding om de vergrijpboete met  20% te matigen, maar dit leidt niet tot een verlaging van de boete nu de vergrijpboete reeds door de Rechtbank werd gematigd met 20%.

Gerechtshof  ‘s-Hertogenbosch 26 februari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:681

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2016:681