Belanghebbende importeert en verhandelt elektronische apparatuur. Zij heeft gedurende de periode 28 januari 2008 tot en met 18 mei 2009 diverse aangiften gedaan of voor haar rekening laten doen voor het in het vrije verkeer brengen van digitale microscopen (hierna: de goederen). Voor het opstellen en indienen van de aangiften heeft belanghebbende steeds gebruik gemaakt van de diensten van douane-expediteurs. De inspecteur heeft op 25 augustus 2008 de goederen van één van de bedoelde aangiften daadwerkelijk gecontroleerd door middel van een fysieke controle en deze invoeraangifte van belanghebbende als juist aanvaard. Op 6 april 2009 heeft nog een fysieke controle plaats gevonden van een aangifte.
Daarna heeft de inspecteur bij belanghebbende op 29 en 30 oktober 2009 een controle na invoer ingesteld met betrekking tot alle hiervoor bedoelde aangiften. Naar aanleiding van de in het controlerapport neergelegde bevindingen heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de goederen moeten worden ingedeeld in een hogere tariefpost met als gevolg dat voor de goederen meer douanerechten en meer omzetbelasting verschuldigd is. Op die grond is ter zake van de op naam en voor rekening van belanghebbende gedane invoeraangiften in de periode van 28 januari 2008 t/m 26 januari 2009 aan haar op 5 juli 2010 een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) van €14 044,07 aan douanerechten uitgereikt.
Belanghebbende is tegen deze UTB in bezwaar gegaan. Na afwijzing van het bezwaar ging belanghebbende bij de rechtbank in beroep. Op 12 december 2011 heeft de rechtbank dit beroep gegrond verklaard en de UTB verminderd, waarna de Inspecteur hoger beroep heeft aangetekend (en belanghebbende in incidenteel hoger beroep is gegaan). Het Hof heeft op 28 november 2013 de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de UTB verminderd tot een aanzienlijk hoger bedrag aan douanerechten dan de rechtbank had vastgesteld.
Nadat belanghebbende beroep in cassatie had ingesteld heeft de Hoge Raad bij arrest van 29 mei 2015 (hierna: het verwijzingsarrest) het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding terugverwezen naar het Hof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest. Een samenvatting van dit verwijzingsarrest is op 23 juli 2015 gepubliceerd.
Na verwijzing is in geschil in hoeverre belanghebbende een beroep kan doen op artikel 220, lid 2, aanhef en onder b, van het CDW. Overeenkomstig deze bepaling worden douanerechten achteraf niet geboekt, wanneer sprake is van een actieve vergissing van de douaneautoriteiten die een te goeder trouw handelende belastingplichtige, die alle voorschriften inzake de douane-aangifte in acht heeft genomen, redelijkerwijs niet had kunnen ontdekken. Partijen hebben zich in dit verband ter zitting van het Hof eenparig op het standpunt gesteld dat sprake is van twee actieve gedragingen van de inspecteur. De fysieke controle van 25 augustus 2008 had betrekking op de op 22 augustus 2008 gedane aangifte ten invoer. Deze fysieke controle heeft de Inspecteur geen aanleiding gegeven tot correctie van de aangegeven tariefpost. Er staat onherroepelijk vast dat de Inspecteur zich hiermee zodanig heeft vergist dat navordering op deze aangifte achterwege dient te blijven, nu de inspecteur dit oordeel van het Hof in cassatie niet heeft bestreden.
Op 6 april 2009 heeft de tweede fysieke controle plaatsgevonden, waarbij de goederen zijn aangegeven onder dezelfde tariefpost. Echter, de UTB heeft betrekking op aangiften die zijn ingediend in de periode van 28 januari 2008 tot en met 26 januari 2009. De fysieke controle op 6 april 2009 kan daarom geen gewettigd vertrouwen bij belanghebbende hebben gewekt ten tijde van de aangiften waar de UTB betrekking op heeft. In de periode waarin de aangiften zijn ingediend waarop de UTB betrekking heeft, is derhalve slechts sprake geweest van één actieve gedraging van de inspecteur, namelijk de fysieke controle op 25 augustus 2008.
Uit het verwijzingsarrest volgt dat het zich eenmalig voordoen bij één aangifte van een vergissing met betrekking tot de tariefindeling, voor een beroepsaangever niet volstaat om daaraan gewettigd vertrouwen te ontlenen met betrekking tot alle daaropvolgend gedane aangiften voor soortgelijke goederen. Belanghebbende dient als beroepsaangever te worden aangemerkt, nu de beroepservaring van de door haar ingeschakelde douane-expediteur op grond van het arrest van het Hof van Justitie van 20 november 2008 (Heuschen&Schrouff Oriëntal Foods, C-38/07 P, aan haar dient te worden toegerekend.
Het hoger beroep van de inspecteur was daarom gegrond en het incidenteel hoger beroep ongegrond. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd.
Instantie: Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak: 05/01/2016
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2016:126
Samenvatting van verwijzingsarrest: https://www.debontspoton.nl/douane/toerekening-kennis-beroepsaangever-aan-opdrachtgever-maar-vergissing-die-utb-verhindert-is-nog-mogelijk/