In deze zaak heeft het Hof Arnhem-Leeuwaarden al het bewijs voor een navorderingsaanslag van € 6 miljoen onbruikbaar verklaard. Het hof ging ervan uit dat dit bewijsmateriaal de vrucht is van de onrechtmatige manier waarop de Belastingdienst is omgegaan met een tip over de woonplaats van de belastingplichtige, die had aangegeven in Zwitserland – en niet in Nederland – te wonen. Het hof heeft de aanslag vernietigd en de inspecteur veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 80.000. In cassatie staat de vraag centraal of de Belastingdienst de informatie op onrechtmatige wijze heeft verkregen en of de verkregen informatie volledig moest worden uitgesloten.

De inspecteur had een tip gekregen over de woonplaats en stelde een woonplaatsonderzoek in. De inspecteur wilde de resultaten van dat onderzoek gebruiken als bewijs, maar weigerde de gegevens over de tip aan belanghebbende te verstrekken. Het hof oordeelde (uiteindelijk in tweede instantie) dat de geheim gehouden gegevens alsnog moesten worden verstrekt, maar de inspecteur heeft dat niet gedaan. Volgens het hof zou het woonplaatsonderzoek niet zijn gestart zonder de onrechtmatige (verwerking van de) tip en het daarop gebaseerde onderzoek. Het hof heeft vervolgens overwogen dat dan niet in geschil is dat al het bewijs over de woonplaats van de belastingplichtige onbruikbaar is, en dat de aanslag moet worden vernietigd.

A-G Koopman concludeert in cassatie dat het hof had moeten onderzoeken of het door de inspecteur verkregen bewijsmateriaal ‘uitsluitend en rechtstreeks het gevolg’ was van de onrechtmatige verwerking van de tip, in plaats van alle bewijsmiddelen categorisch uit te sluiten. De A-G verwijst hierbij naar het leerstuk van de ‘fruits of the poisonous tree’, dat inhoudt dat bewijs dat is verkregen uit een onrechtmatige bron in bepaalde gevallen moet worden uitgesloten. De A-G oordeelt dat de terughoudende benadering van de Hoge Raad van dit leerstuk binnen het strafrecht als inspiratie kan dienen voor het belastingrecht. Het hof had daarom moeten onderzoeken in hoeverre de inspecteur het bewijsmateriaal heeft verkregen als een ‘uitsluitend en rechtstreeks gevolg’ van de onrechtmatigheid van de tip.

De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep van de staatssecretaris gegrond te verklaren en de zaak te verwijzen voor nader onderzoek. Indien de Hoge Raad dit advies volgt, zou dit betekenen dat de grondslag voor de toekenning van de proceskostenveroordeling van € 80.000 komt te vervallen.

Conclusie A-G Koopman 20 december 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1398

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:PHR:2024:1398