Het verzoek om een prejudiciële beslissing in deze zaak is ingediend naar aanleiding van een geschil tussen een Duitse onderneming, Tigers GmbH (hierna: Tigers) en de Duitse douane. Tigers heeft in 2012 keramiek uit China ingevoerd.

In deze zaak staat de vraag centraal of indien een verordening tot vaststelling van definitieve antidumpingrechten de toepassing van individuele rechten afhankelijk stelt van de overlegging van een factuur die aan bepaalde vormvereisten moet voldoen, een importeur een dergelijke factuur na de indiening van de douaneaangifte kan overleggen, vooral in het kader van een controle achteraf van die aangifte.

De A-G concludeert dat voor de uitlegging van de onderhavige antidumpingverordening het verzoek van Tigers om terugbetaling van de te veel betaalde antidumpingrechten moet worden beschouwd als een controle van de aangifte achteraf, zoals bedoeld in art. 78 CDW. De douaneautoriteiten nemen dan de nodige maatregelen om een en ander recht te zetten, indien aan alle andere voorwaarden voor de verkrijging van een individueel antidumpingrecht is voldaan, met inachtneming van de eventueel vastgestelde bepalingen, rekening houdend met de overlegging van die factuur.

Conclusie A-G HvJ, 15 juni 2017, C-156/16

http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf;jsessionid=9ea7d0f130d5bf638e41679e42f4af1ce44e8b92dc7c.e34KaxiLc3eQc40LaxqMbN4PaxyRe0?text=&docid=191817&pageIndex=0&doclang=NL&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=550197