Belanghebbenden hebben een woning gekocht die op 1 juni 2011 aan hen is geleverd. Zij hebben 6% overdrachtsbelasting betaald over de verkrijging van deze woning. Vanaf 15 juni van datzelfde jaar gold het verlaagde tarief van 2%. Belanghebbenden wensen voor het verlaagde tarief in aanmerking te komen en procederen daarover tot aan de Hoge Raad. Zij beroepen zich onder meer op het eigendomsrecht, het discriminatieverbod en de algemene rechtsbeginselen. Ook verzoeken zij de Hoge Raad om prejudiciële vragen aan het EHvJ te stellen.

Interessant aan deze zaak is dat AG Wattel de zaak aangrijpt voor de beantwoording van de vraag of, en zo ja in hoeverre, een hoogste nationale rechter een afwijzing van een verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen moet motiveren. De AG stelt aan de Hoge Raad voor om daarover prejudiciële vragen aan het EHvJ te stellen. Voor de rechtspraktijk is van belang dat het inhoudelijke beroep van belanghebbenden volgens Wattel geen kans van slagen heeft.