Verdachte, een 73-jarige registeraccountant, zou zich gedurende een periode van ongeveer vierenhalf jaar schuldig hebben gemaakt aan een omvangrijke belastingfraude door structureel de aangiften omzetbelasting onjuist in te vullen. Steeds opnieuw zou de verdachte te hoge bedragen aan voorbelasting of terug te vragen omzetbelasting hebben opgegeven. Ter onderbouwing van de onjuiste aangiften omzetbelasting zou hij e-mails hebben vervalst, waarin hij heeft vermeld welke bedragen aan omzetbelasting opgegeven moesten worden. Daarmee heeft hij zijn eigen medewerkers misleid.

De Rechtbank is van oordeel dat het frauduleuze handelen van de verdachte de Belastingdienst ernstig heeft benadeeld. Het totale nadeel is door de Rechtbank vastgesteld op € 6.902.605 zijnde het verschil tussen de aangegeven en verschuldigde omzetbelasting.

Ook zou de verdachte zich volgens de Rechtbank schuldig hebben gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van de geldbedragen die hij heeft ontvangen van de Belastingdienst. De geldbedragen zijn uitgeleend aan derden en geïnvesteerd in bedrijven van derden. Toen de verwachte opbrengsten van de leningen en investeringen uitbleven, is verdachte doorgegaan met het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting zodat hij nieuwe leningen kon verstrekken en investeringen kon doen. Zo raakte verdachte steeds dieper verwikkeld in de belastingfraude en het witwassen.

Al met al overweegt de Rechtbank dat verdachte jarenlang ten onrechte gemeenschapsgeld heeft ontvangen. Het merendeel van de leningen en investeringen leverde evenwel geen rendement op en de derden aan wie de verdachte de gelden had uitgeleend waren niet in staat de bedragen terug te betalen. Het ten onrechte ontvangen bedrag is zodoende volledig verdampt. In het nadeel van verdachte rekent de Rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij niet uit eigen beweging zijn frauduleuze handelingen heeft gestaakt, maar hier pas mee ophield toen de Belastingdienst een onderzoek startte. Wel neemt de Rechtbank mee dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte zichzelf heeft verrijkt.

Anders dan door de reclassering is geadviseerd en door de verdediging is verzocht, ziet de Rechtbank geen aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. De Rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen de ernst van de feiten, de lange duur van de periode waarin de verdachte de feiten heeft gepleegd en de hoogte van het geldbedrag dat de verdachte onterecht heeft ontvangen en heeft witgewassen. De Rechtbank houdt evenwel rekening met de leeftijd van verdachte en acht een gevangenisstraf van 2 jaar passend en geboden.

Rechtbank Rotterdam 1 februari 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:1758

http://deeplink.rechtbank Rotterdam 1 februari 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:1758