Verdachte wordt (onder meer) verdacht van het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting (mede namens zijn cliënten), valsheid in geschrifte en witwassen.

Naar het oordeel van het Hof heeft verdachte zich gedurende meerdere jaren bezig gehouden met het opzettelijk indienen van onjuiste en/of onvolledige belastingaangiften inkomstenbelasting. Verdachte deed dit niet alleen voor zichzelf, maar ook voor derden. Hierbij heeft verdachte in zijn eigen aangiften inkomstenbelasting en in die van derden te hoge of gefingeerde aftrekposten opgenomen. Hierdoor is er te weinig belasting geheven, althans zou dat zijn gebeurd indien de Belastingdienst niet tijdig had ingegrepen.

Verdachte ontving als beloning voor zijn diensten van zijn cliënten een percentage van de teruggave en had daarmee naar het oordeel van het Hof een direct belang bij een zo hoog mogelijke belastingteruggave. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte het vertrouwen van de belastingplichtigen ernstig geschaad, onder andere door zich ten onrechte voor te doen als deskundige en een oud-medewerker van de Belastingdienst. Hij vertelde zijn cliënten niet dat de teruggaven (grotendeels) gebaseerd waren op gefingeerde aftrekposten voor ziekten waar ze niet aan leden en voor studies die ze niet volgden. Hierdoor heeft verdachte zijn cliënten soms ook in ernstige financiële problemen gebracht. De meeste van zijn cliënten hebben slechts een bescheiden inkomen en de ontvangen teruggaven werden door hen gebruikt voor levensonderhoud en vermogensvorming. Na ontdekking werden deze belastingplichtigen geconfronteerd met voor hen forse navorderingsaanslagen, terwijl hun inkomen en vermogen daartoe nauwelijks toereikend was, hetgeen ertoe heeft geleid dat velen van hen meerdere jaren bezig zijn geweest de navorderingsaanslagen te voldoen. De gelden die verdachte ontving voor het doen van deze aangiften heeft hij volgens het Hof witgewassen.

Voorts acht het Hof bewezenverklaard dat verdachte hennepplanten aanwezig had.

Het Hof veroordeelt verdachte – met in achtneming van de termijnoverschrijding van ruim 1,5 jaar – tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Voorts veroordeelt het Hof verdachte tot een geldboete van € 15.000.

Gerechtshof Amsterdam 20 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5825

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2016:5825