Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij van 2008 tot 2011 aan de volgende feiten feitelijk leiding heeft gegeven, dan wel dat hij deze feiten samen met anderen heeft gepleegd: 1) oplichting van Agis en het CAK, 2) valselijk opmaken van realisatieformats, 3) indienen van deze valse realisatieformats bij Agis en het CAK en 4) gewoontewitwassen van de opbrengsten van deze oplichting.

Verdachte was tot 19 november 2010 enig aandeelhouder en bestuurder van een thuiszorginstantie. Op 19 november 2010 werd de thuiszorginstantie overgenomen door een andere directeur. In zijn positie als nieuwe directeur deed hij na afloop van het zorgjaar 2010 een opgave aan Agis over 2010. De vergelijking met de eerdere opgave aan het CAK over 2010 leverde onverklaarbare verschillen op. Er waren meer zorguren opgegeven dan dat er in werkelijkheid door de onderaannemers waren gemaakt. Daarnaast zijn door de thuiszorginstantie zorguren opgegeven onder een andere code (aldus ‘omgekat’).

Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de Rechtbank worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijk leidinggeven aan oplichting van Agis, omdat Agis is bewogen tot afgifte van te hoge voorschotten. Om de reden dat CAK de betalingsopdrachten van Agis weliswaar had uitgevoerd, maar niet zelfstandig bevoegd was om de hoogte daarvan te bepalen, wordt verdachte vrijgesproken van oplichting van het CAK. De Rechtbank komt wel tot een veroordeling voor valsheid in geschrifte en witwassen.

Bij de straftoemeting is relevant dat verdachte met zijn handelen zich ruim een miljoen euro zou hebben toegeëigend, bestemd voor het bekostigen van zorg voor mensen die die zorg nodig hadden. Verdachte heeft volgens de Rechtbank met zijn handelen op grove wijze misbruik gemaakt van de regeling en het vertrouwen dat in hem werd gesteld en daarmee de samenleving ernstig benadeeld. In strafverzwarende zin weegt de Rechtbank daarnaast mee dat kwetsbare hulpbehoevende mensen gedurende een lange periode slachtoffer (kunnen) zijn geworden van het handelen van verdachte. Verdachte heeft immers de kans voor lief genomen dat deze mensen door het fictief ophogen van de zorguren een hogere eigen bijdrage moesten betalen. Tijdens de zitting is volgens de Rechtbank gebleken dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Hij blijft ontkennen zich aan enig strafbaar feit schuldig te hebben gemaakt. Dit weegt niet mee in zijn voordeel. Bij iemand die niet laat zien dat hij het kwalijke van zijn handelen inziet, moet immers gevreesd worden voor herhaling.

Naar het oordeel van de Rechtbank heffen de strafverminderende omstandigheden de strafverzwarende omstandigheden echter op, zodat een gevangenisstraf van 27 maanden als passend heeft te gelden.

Rechtbank Amsterdam 15 maart 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:1422)

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2018:1422