Aan verdachte wordt onder meer tenlastegelegd dat hij personen heeft opgelicht met de handel in vennootschappen met een herinvesteringsreserve (HIR) en belastingfraude heeft gepleegd.

De Rechtbank acht bewezen dat verdachte zich beroepsmatig bezighield met de fiscale advisering en met de handel in vennootschappen met een omvangrijke HIR. Verdachte heeft zich hierbij naar het oordeel van de Rechtbank schuldig gemaakt aan oplichting door zich tegenover anderen voor te doen als een succesvolle zakenman. Hierbij spiegelde verdachte hen tijdens onderhandelingen voor dat hij bezig was met het verwerven van een Zweeds onroerend goedportfolio ter waarde van € 34.500.000 en dat hij reeds € 16.000.000 binnen deze beoogde investering had verworven, terwijl verdachte op geen enkele wijze enig eigendom van dat onroerend goed had verworven.

Verdachte wist met deze onware mededelingen personen (en hun adviseurs) ertoe te bewegen dat zij op voorstel van verdachte overgingen tot de verkoop van de aandelen in hun vennootschappen aan verdachte. Hiervoor ontving verdachte een aanzienlijke vergoeding, terwijl de vennootschappen financiële risico’s hebben gelopen en ook hebben ondervonden wegens fiscale naheffingen.

Ook heeft verdachte naar het oordeel van de Rechtbank een valse licentieovereenkomst opgemaakt. Deze overeenkomst diende als basis voor de aandelenoverdracht van een onderneming met een omvangrijke HIR met de mogelijkheid tot afboeking van de investering aan licentierechten door de onderneming tegen betaling van een financiële vergoeding aan verdachte. Eveneens heeft verdachte 4 jaar lang een verzamelinkomen van nihil opgegeven aan de Belastingdienst en hierdoor opzettelijk inkomsten verzwegen.

De Rechtbank is van oordeel dat de gepleegde feiten de integriteit van de financiële dienstverlening in de belastingadviespraktijk en de accountancy aantasten en verdachte enkel aan zijn eigen financiële gewin heeft gedacht. Door zijn handelwijze hebben niet alleen diverse bedrijven vermogensschade geleden als gevolg van de door de Belastingdienst later opgelegde navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting, maar zijn ook bij de transacties betrokken adviseurs en accountant geschaad. Gezien de ernst van de feiten en de omvang van de fraude kan naar het oordeel van de Rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De Rechtbank gaat hierbij uit van een totaal benadelingsbedrag van € 1.250.000.

De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Rechtbank Rotterdam 15 november 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:9226

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2017:9226