Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij – als feitelijk leidinggever – valselijk facturen heeft opgemaakt en onjuiste aangiften OB heeft ingediend.

De raadsman van verdachte voert aan dat het OM niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat in strijd is gehandeld met de algemene beginselen van een goede procesorde. Zo zou uit het dossier niet blijken dat er een Tripartite Overleg (TPO) heeft plaatsgevonden dan wel dat deze in een te laat stadium heeft plaatsgevonden.

De A-G heeft ter zitting verklaard dat er wel degelijk een TPO heeft plaatsgevonden. De verdediging heeft dit niet betwist en heeft evenmin onderbouwd dat verdachte in zijn verdediging is geschaad door het TPO dat in de ogen van de verdediging te laat heeft plaatsgevonden. Het Hof verwerpt derhalve het verweer.

De raadsman heeft naar aanleiding van de ter zitting geschetste gang van zaken met betrekking tot het TPO het voorwaardelijke verzoek gedaan tot het laten opmaken van een proces-verbaal over de gang van zaken alsmede het verzoek om de belastinginspecteur als getuige te horen. Het Hof is van oordeel dat dit niet noodzakelijk is, nu is komen vast te staan dat het TPO tijdig heeft plaatsgevonden. Het Hof wijst het verzoek van de verdediging af.

Eveneens bepleit de raadsman dat vervolging dient plaats te vinden op grond van art. 68/69 AWR in plaats van art. 225 Sr, omdat verdachte louter de intentie had om de Belastingdienst te misleiden. Dit standpunt is naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk geworden, nu verdachte de valse facturen heeft opgenomen in de administratie en de administratie niet alleen tot doel heeft om aan de fiscus informatie te verstrekken. Het verweer wordt verworpen.

Het Hof veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 31 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4202

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2016:4202