Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij van 2012 tot en met 2015 op grote schaal onjuiste en valse belastingaangiftes heeft ingediend voor meerdere personen.

Verdachte heeft sinds 1995 een eenmanszaak en verricht werkzaamheden op het gebied van financiële dienstverlening met betrekking tot schadeverzekeringen, levensverzekeringen en hypothecair- en consumptief krediet. Verdachte heeft ook veelvuldig voor zijn cliënten aangiften inkomstenbelasting ingediend. Verdachte had geen beconnummer, maar deed de aangiften in het bijzijn van zijn cliënten en met hun DigiD-gegevens. Verdachte deed de aangiften in de regel thuis, maar maakte met behulp van VPN gebruik van verschillende IP-adressen.

Verdachte heeft volgens de Rechtbank jarenlang op grote schaal namens zijn cliënten onjuiste aangiften inkomstenbelasting ingediend. De clientèle van verdachte bestond uit kwetsbare personen, die niet of nauwelijks iets wisten van belastingen en aftrekposten. Deze mensen klopten zonder enige kennis van zaken bij verdachte aan om hun belastingaangifte conform de regels in te dienen. Deze mensen hadden het vertrouwen in verdachte dat hij dat goed zou doen. Nu verdachte toch kosten opvoerde die hij niet mocht opvoeren, heeft hij het vertrouwen dat zijn cliënten in hem hadden geschaad. De Rechtbank vindt dit met name verwijtbaar, omdat verdachte zichzelf presenteerde als deskundig financieel adviseur met kennis van zaken. Verdachte blijft volgens de Rechtbank maar vasthouden aan de eigen verantwoordelijkheid van zijn cliënten voor de juistheid van de aangiften. De Rechtbank vindt dit onbegrijpelijk en die opstelling siert verdachte dan ook allerminst.

Door het ten onrechte opvoeren van kostenposten is naar het oordeel van de Rechtbank aanvankelijk een te laag bedrag aan belasting geheven. De totale correctie op de opgegeven aftrekposten van de bewezenverklaarde aangiften bedraagt volgens de Rechtbank € 13.160. Over dit bedrag moeten de belastingplichtigen alsnog inkomstenbelasting betalen. Het is naar het oordeel van de Rechtbank bijzonder vervelend en hinderlijk voor de belastingplichtigen dat zij dit bedrag achteraf moeten terugbetalen, te meer nu de naheffing meestal een paar jaar later wordt ontvangen en de belastingplichtigen het bedrag dat ten onrechte werd teruggekregen dan doorgaans al hebben uitgegeven. Verdachte heeft zich blijkbaar niet bekommerd om dit gevolg. Met zijn werkzaamheden verdiende verdachte € 80 per aangifte, dat contant werd ontvangen en waarvoor geen factuur werd verstrekt. Het lijkt er volgens de Rechtbank op dat verdachte met zijn handelen vooral zijn eigen financiële belang in het vizier had.

Verdachte moet volgens de Rechtbank als professional weten dat de Belastingdienst de ingediende aangiften inkomstenbelasting niet ieder jaar nauwgezet controleert. Er worden jaarlijks miljoenen aangiften ingediend. De Belastingdienst heeft volgens de Rechtbank simpelweg niet de capaciteit om die allemaal te controleren. Wetende dat de Belastingdienst steekproefsgewijs controleert, dient hij vanuit zijn professionele hoedanigheid niet alleen in te staan voor het op de juiste wijze doen van aangiften voor zijn cliënten, maar moeten de Belastingdienst en de maatschappij erop kunnen vertrouwen dat hij geen misbruikt maakt van zijn kennis.

Al met al acht de Rechtbank een werkstraf van 190 uur een passende straf. In verband met een overschrijding van de redelijke termijn past de Rechtbank daarop een korting van 5% toe, en legt een werkstraf op van 180 uur.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2018:5532