Het bedrijf waar verdachte als boekhouder werkzaam was, hield zich bezig met de verkoop van PGP-telefoons. Het bedrijf en de DGA worden strafrechtelijk vervolgd. Aan verdachte is specifiek ten laste gelegd deelname aan criminele organisatie en het plegen van valsheid in geschrifte door het valselijk opmaken van facturen.
Ten aanzien van het feit deelneming aan een criminele organisatie betoogt de officier van justitie dat verdachte duurzaam en gestructureerd met een vaste groep personen heeft samengewerkt. De rechtbank overweegt dat verdachte een bijdrage aan de criminele organisatie heeft geleverd. Die bijdrage – het vervalsen van facturen – maakt echter niet dat verdachte deel heeft uitgemaakt van het samenwerkingsverband zijnde de criminele organisatie.
Concreet aangaande het plegen van valsheid in geschrift is van belang dat het bedrijf bedragen overmaakte naar een vestiging in Dubai (bedrijf 2). De vraag is of de facturen die zijn uitgereikt door bedrijf 2 daadwerkelijk zien op verrichte activiteiten. De rechtbank oordeelt dat geenzins is gebleken dat bedrijf 2, waar geen personeel werkzaam was, activiteiten heeft verricht. Ook is niet gebleken dat bedrijf 2 als tussenpersoon fungeerde voor internationale klanten van bedrijf 2 en in dat kader facturen uitreikte. Daarbij merkt de rechtbank op dat de boeken hiervan geen blijk geven en dat het bijzonder ongebruikelijk is dat in dit verband grote contanten bedragen werden overgemaakt. De rechtbank acht het feit bewezen.
De rechtbank ziet af van het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf mede wegens het feit dat verdachte als alleenstaande moeder zorg draagt voor haar kinderen. De rechtbank legt een taakstraf van 180 uur op alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.
Rechtbank Rotterdam 21 september 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9087
Rechtbank Rotterdam 21 september 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9085 (bestuurder)
Rechtbank Rotterdam 21 september 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9086. (het bedrijf)