Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) laat het oordeel van de Accountantskamer tegen een AA-accountant (appellant) in stand. Appellant werd in 2015 veroordeeld door de Rechtbank voor het opzettelijke doen van onjuiste aangiften en het houden van een hennepkwekerij. De Accountantskamer heeft de appellant voor 10 jaar doorgehaald in het register.
Appellant betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Het CBb acht het daarentegen voldoende aannemelijk dat hij wel degelijk bewust onjuiste aangiften heeft ingediend en betrokken was bij een professioneel aangelegde hennepkwekerij in zijn huis. Ten aanzien van de opgelegde maatregel is het CBb van oordeel dat de appellant een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de accountant voor een lange tijd bewust onjuiste aangiften heeft ingediend. Dat hierdoor feitelijk ‘slechts’ € 4.700 is uitbetaald, doet niet af aan de ernst hiervan. Daarnaast heeft hij zich op z’n minst dienstbaar opgesteld aan illegale activiteiten waarbij op een professionele wijze geld is verdiend. Betrokkenheid bij dergelijke activiteiten schaadt de betrouwbaarheid van de accountant bij de uitoefening van zijn beroep, waardoor hij het accountantsberoep ernstig in diskrediet heeft gebracht.
Het CBb verklaart het hoger beroep ongegrond en acht evenals de Accountantskamer een doorhaling van 10 jaar passend en geboden.
Bron
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven 18 augustus, ECLI:NL:CBB:2016:230
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2016:230